Morele ontwikkeling

Morele ontwikkeling - ook wel gewetensontwikkeling - is de ontwikkeling van het verschil tussen goed en kwaad. Psycholoog Lawrence Kohlberg formuleerde er een veelgebruikte theorie over. Morele ontwikkeling verschilt per leeftijdsfase en voor adolescenten is het belangrijk dat docenten hier kennis van hebben en tools kunnen inzetten om  leerlingen hierin te ondersteunen en moreel besef kunnen bijbrengen. De twee onderstaande cases illustreren dit.  


Case I: Tekenen op poster

Op het Ichthus College in Veenendaal waar ik fulltime werk worden tijdens de landelijke verkiezingen ook de 'Scholieren Verkiezingen' gehouden. In de school hangen dan de posters van alle partijen, leerlingen worden tijdens verschillende vakken uitgedaagd om na te denken over de standpunten van deze partijen en leren discussiëren met eigen argumenten. Het mooiste van alles is het 'lijsttrekkersdebat' in de aula waar leerlingen met elkaar de strijd aangaan voor beste debater van het jaar. Helaas kon dit niet doorgaan dit jaar.

Toen ik langs een aantal van deze posters liep zag ik dat ze beklad waren met kleine tekeningetjes; een piemel, Hitlersnorretje en een sierlijke krulsnor. Bevooroordeeld als ik ben denk ik dan gelijk dat een paar baldadige jongens bezig zijn geweest maar het kunnen natuurlijk ook gewoon meiden zijn in een opstandige bui. Maar waar komt dit gedrag nou vandaan? Waarom besluit je om een piemel of een Hitlersnor erop te tekenen?

Kohlberg (1929-1987) heeft onderzoek gedaan naar de morele ontwikkeling en kwam tot interessante ontdekkingen. Zo onderscheidt hij een aantal stadia waarin je je als mens in kan bevinden.

De theorie

Stadium 1 is het preconventionele niveau. Er wordt georiënteerd op eigenbelang, gehoorzaamheid en straf. 'Vaak zitten peuters en kleuters op dit niveau. Ze kijken naar het vermijden van straf of wat hen beter maakt. Verder wordt er nog niet gekeken. Dit is omdat ze niet anders weten. Je kunt dan ook niet anders van hen verwachten.'1

Stadia 2 is het conventionele niveau. Er vindt oriëntatie plaats op braaf en lief zijn en op het doen van je plicht en op wet en orde. In deze fase is de behoefte aan goedkeuring erg groot en kijk je erg naar de groep waar je toe behoort en wil je het voor deze groep graag goed doen. 'Beslissingen worden gemaakt op basis van de vraag 'wanneer ben ik goed voor de hele school/vereniging/maatschappij?'1

Stadia 3 is het post-conventioneel niveau. Er wordt georiënteerd op het sociale contact, het eigen geweten en op universele ethische principes. Veel jongeren en volwassenen zitten in dit niveau maar het wordt lang niet door iedereen behaald omdat het veel vraagt van je reflectief vermogen en het achter je mening durven te gaan staan. Voorbeelden van vragen die centraal staan zijn bijvoorbeeld: Ik maak de prijs van gezonde voeding goedkoper omdat dan arme mensen ook gezond kunnen eten of 'Ik doe dit, omdat ik het naar mijn eigen geweten toe verplicht ben.'1

De toepassing; tekenen op poster

Wanneer de leerling (vanaf nu noemen we deze voor het gemak Lydia) besluit om iets op een poster te krabbelen weet ze dat dit niet mag. Er vindt dus een oriëntatie plaats in de conventionele fase. Het is goed mogelijk dat er op dat moment vriendinnen bij staan. Omdat in deze fase goedkeuring van deze groep belangrijk is heeft ze uiteindelijk besloten de snor of de piemel te tekenen. Wanneer je als docent dit soort gedragingen ziet is het van cruciaal belang om op een goede, gepaste manier te reageren. Het is belangrijk dat je de morele gewoontes en regels uitleggen en, het meest belangrijk, waarom we die regels hebben. Het is belangrijk om Lydia na te laten denken over de situatie en na te laten denken over de gevolgen van haar gedrag (de Vos - van der Hoeven, 2008) Op deze manier komt en er een actief leerproces op gang. Als dit mis gaat krijgt Lydia het gevoel dat het van 'buitenaf' wordt opgelegd en deze regels worden zelden nageleefd. Het gesprek aangaan hierover is dus enorm belangrijk!


Case II:  Broek naar beneden

De klas komt binnen en de meeste leerlingen zoeken een plek om te gaan zitten. Twee vriendinnen kletsen wat over dansen en één van de twee gaat het dansje even voordoen. Aan de andere kant van de klas zien twee jongens dit gebeuren. Na even gekeken te hebben naar het dansje besluit er eentje om de broek van het dansende meisje omlaag te trekken. Zij trekt haar broek weer omhoog en loopt de klas uit. Vervolgens komt de docent de klas in en die probeert orde op zaken te stellen en doet zijn best erachter te komen wat er is gebeurd. De klas is niet duidelijk over de situatie en de docent gaat vooral in op het rumoer in de klas als hij even weg is voor overleg.

De toepassing; broek naar beneden

De jongen die de broek naar beneden trekt lijkt hier niet over na te denken. Hij ziet een meisje dansen en besluit in een ´split second´ dat het leuk is om die grap te maken. Hij denkt niet na over de gevolgen voor zichzelf en de gevolgen die het heeft voor het meisje. Nadat hij dit gedaan heeft is het verbazingwekkend dat er leerlingen zijn die hem high fives geven en laten merken dat ze het cool vonden dat hij dat deed. Hierdoor wordt zijn gedrag beloont en het lijkt er ook op dat dit de reden is dat hij het gedaan heeft; aanzien in de groep en goedkeuring van vrienden. Volgens Kohlberg lijkt het er enerzijds op dat hij zich in stadia 2, het conventionele niveau, bevindt. Hij doet dit overduidelijk om goedkeuring van de groep te krijgen. Daarin zit voor hem de winst. Tegelijkertijd denkt hij totaal niet na over de gevolgen voor hem en voor het meisje. Hierdoor krijg ik ook de indruk dat hij in het pre conventionele niveau zit omdat hij alleen maar bezig is met hoe hij hier zelf beter van kan worden. Hoe kan ik tof gevonden worden door mensen in mijn groep? Het is in ieder geval overduidelijk dat hij het der stadium niet bereikt heeft. Dan had hij er vooraf over nagedacht en de gevolgen voor hemzelf en het meisje overzien en (hopelijk) besloten het niet te doen.

De rol van de docent; broek naar beneden

De docent is in dit verhaal ook een grote boosdoener. De leerlingen lopen de klas in en hij is er niet. Dan ontstaan natuurlijk ook dit soort situaties. Op de school waar ik werk is het niet toegestaan dat leerlingen in het lokaal zijn als de docent er (nog) niet is. Dit voorkomt een hoop gedoe zoals je hebt kunnen zien. Het is voor deze leerlingen op deze leeftijd belangrijk om ze duidelijkheid en structuur te bieden. Daarnaast heb je als docent belangrijke rollen direct wanneer de leerlingen de klas in komen. Een van die rollen is de gastheer. Je verwelkomt de leerlingen en maakt een praatje. "De gastheer houdt het 'ganggedrag' buiten de klas en creëert vanaf het begin een situatie die nodig is om goed les te geven. Door bijvoorbeeld bij de deur te staan, ziet de leraar de leerlingen die aan komen lopen én de leerlingen die al in het lokaal zijn. Hij kan leerlingen meteen aanspreken en aangeven wat hij van hen verwacht." (Odenthal, 2018)

Het gedrag van deze jongen komt enerzijds voort uit het verlangen om tof gevonden te worden door zijn vrienden maar het ontbreken van een gastheer zorgt ervoor dat de gelegenheid zich voordoet om rottigheid uit te halen. 

website t.b.v. opdracht 'Adolescentenportet' | Cursus: 'Ontwikkeling van de adolescent' Beroep 2 | studenten: Jeroen Nijssen | Tjalling Wiersma | Martijn Overbeeke | Opleiding: Leraar Aardrijkskunde tweedegraads | Hogeschool Utrecht | docent: Marit Dekker | (c) 2021
Mogelijk gemaakt door Webnode Cookies
Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin