Persoonlijkheids- en identiteitsontwikkeling
Het gedrag van adolescenten kan worden geanalyseerd aan de hand van kennis en theorieën rondom de persoonlijkheids- en identiteitsontwikkeling. Erik Erikson - een Duitse psycholoog die leefde in de 20e eeuw - beschrijft hoe de ontwikkeling van de identiteit plaatsvindt. Aan de hand van de cases hieronder worden voorbeelden van gedrag gekoppeld en verklaard aan Erikson's theorie.
Stiekem de klas in
Floris is te laat en probeert ongezien de klas in te komen. Er volgt daarna een discussie met de docent. Aan de hand van de theorie van Erikson proberen wij zijn gedrag te verklaren.
De theorie van Erikson beschrijft 8 fasen in het leven. Floris zit in fase 5, de adolescentenfase. Deze fase kenmerkt zich door het op zoek gaan naar je identiteit. De zoektocht zorgt ook voor verwarring in de identiteit. Floris heeft duidelijk last van tijdsverwarring. Hierdoor is het besef van tijd en ruimte verstoord. Zelf lijkt hij daar weinig last van te hebben maar dat komt omdat zijn beeld over tijd en toekomst nog erg onduidelijk is. Dit is typerend voor adolescenten en de 5e fase van Erikson. Adolescenten kunnen ook minder goed toekomstgericht denken. Dat hij te laat komt en dat dit consequenties heeft beseft hij niet echt, zien we in het voorbeeld.
Naast de tijdsverwarring zien we ook nog een ander onderdeel uit de theorie van Erikson in dit voorbeeld, namelijk de verwarring van waarden. Dit herkennen we aan het gedrag dat volgt op het ingrijpen van de docent in het filmpje. Floris vindt het gek dat hij een briefje moet gaan halen en is dat, in eerste instantie, ook niet van plan. Hij reageert verontwaardigd zoals we dat ook herkennen in de theorie van Erikson, hij noemt dat normloosheid. In dit voorbeeld is het minimaal, maar dat komt ook door het handelen van de docent. Als er niet gelijk ingegrepen werd, is er kans dat dit gedrag herhaald wordt. Het corrigeren is nodig bij adolescenten in fase 5 van Erikson.
Wat is het gewenste gedrag van de docent?
Erikson beschrijft ook de vrijheid in afhankelijkheid. Adolescenten zijn in deze leeftijdsfase op zoek naar hun eigen grenzen en die van de mensen om zich heen, zo ook die van de docent. Door de leerling een beetje ruimte te geven om te experimenteren hiermee, maar wel binnen de regels die gelden in de klas en op school, kunnen ze hun identiteit verder vormen.
In het voorbeeld van Floris zou het gedrag van de docent als volgt kunnen zijn:
De docent merkt op dat Floris stiekem binnenkomt. Hij/zij zal moeten laten merken dat hij opgemerkt is. Door te reageren, het liefst met humor en respect, laat je dit merken. In de zes rollen van de leraar, Slooter, 2020, wordt de rol van de docent als gastheer genoemd. In deze rol kun je als docent laten merken dat dit niet de manier is hoe we binnenkomen in een les. Je mag best nadruk leggen op het stiekeme gedrag. Floris moet weten dat hij buiten de kaders van regels is gegaan. Op het moment dat hij de normen en waarden van de docent niet meer respecteert door niet weg te gaan, moet je als docent ingrijpen en hem op zijn verantwoording wijzen. De kaders aangeven is belangrijk want de adolescent is zelf niet altijd in staat dit te overzien. Hier kan hij ook niet altijd iets aan doen, dit hoort bij de fase van Erikson waar hij is ten aanzien van zijn identiteitsvorming.
Hoezo voor de klas...?
Iris moet een voordracht van een gedicht doen voor het vak Nederlands. Anderen gaan haar al voor, maar wanneer zij aan de beurt is begint ze gewoon op haar plaats haar gedicht voor te lezen.
Aan de hand van de theorie van Erikson kunnen we haar gedrag verklaren. Bij het vormen van de identiteit in fase vijf van Erikson, hoort ook het verkrijgen en inzien van je zelfbewustzijn. In fase 2 van Erikson ontstaat al een gevoel van twijfel en schaamte. Dit komt in die fase, volgens Erikson, door de bovenmatige beperkingen die ouders opleggen als het gaat over je eigen autonomie.
In fase vijf, de adolescentenfase wordt dit soms nog zichtbaar door vormen van verlegenheid. Erikson noemt dit ook als een gebied waar verwarring over de identiteit op kan ontstaan. De adolescent voelt zich vaak te kijk gezet ten opzichte van de volwassene (docent) en leeftijdsgenoten in de klas. Dit zien we ook in het geval van Iris. Ze schaamt zich en durft dus niet naar voren te komen om haar stuk voor te lezen. Bang voor reacties uit de klas en het gevoel van schaamte overheerst. Ze probeert nog steun uit de groep te krijgen, maar die wilt juist dat ze naar voren gaat, zij gaan immers ook. Dit geeft een ongemakkelijke situatie waarin Iris zich niet prettig voelt.
Wat is het gewenste gedrag van de docent?
Erikson noemt vier aspecten van het identiteitsgevoel: Continuïteit, herkenning en erkenning, vrijheid in afhankelijkheid en een zinvolle toekomst.
In dit voorbeeld is het onderdeel herkenning en erkenning ontzettend belangrijk voor het vormen van een identiteit. Het feit dat Iris niet doet wat de rest wel doet zet haar, onbewust, buiten de groep. Hierdoor krijgt ze niet het gevoel van erbij horen en erkenning. Deze mate van erkenning krijgen is erg belangrijk in de identiteitsvorming en heeft een belangrijk aandeel. De drempel is voor haar toch te hoog om alsnog te doen wat er gevraagd wordt door de docent en de klas.
Deze vorm van faalangstigheid is typerend en komt vaak voor in fase 5, adolescenten fase van Erikson. Op veel scholen worden hiervoor speciale faalangstreductietrainingen gegeven om te leren hoe je hier om mee kan gaan. Niet alleen de betreffende leerling, in dit geval Iris, maar ook de rest van de groep moet leren dat het niet voor iedereen makkelijk is. De docent speelt, in zijn pedagogische rol, In de zes rollen van de leraar, Slooter, 2020, een grote rol. De docent moet met respect hiermee omgaan, maar het ook niet laten zitten. Zoals in dit voorbeeld in eerste instantie gebeurde, dat Iris op haar plaats bleef zitten. Juist het proberen te stimuleren, met kleine stapjes, om wel dit te doen en het als een succesverhaal te laten zijn, is noodzakelijk voor de groei op dit gebied van identiteitsvorming.